Wie meer weet, hoort bovenaan. Of niet?

Gepubliceerd door admin op

Het idee “wie meer weet, hoort bovenaan te staan” lijkt op het eerste gezicht logisch en verleidelijk. Toch is het idee om meerdere redenen gevaarlijk simplistisch.

Iemand kan extreem veel weten, en toch slecht zijn in luisteren, onveiligheid creëren in een team, geen respect tonen voor anderen, niet in staat zijn mensen mee te nemen in een visie, etc. Leiderschap vraagt meer dan alleen kennis. Het vraagt relationele, ethische en vaak ook zelfkritische vaardigheden. Iemand met veel kennis kan nog steeds een ramp zijn als leider.

Iedereen weet meer op een ander vlak, want kennis is niet absoluut. Jij weet misschien veel over biologie, maar je collega weet veel over groepsdynamiek, en een leerling weet veel over een specifiek gebied van diens interesse. De vraag die ontstaat als iemand zegt “Wie meer weet, hoort bovenaan te staan” is wie dan bepaalt wat telt als ‘meer weten’? En op welk terrein?

Als je positie in een organisatie gaat afhangen van hoeveel je weet, krijg je een hiërarchie waarin ouderen altijd boven jongeren staan, hoogopgeleiden altijd boven praktisch opgeleiden, mensen met een gladde babbel altijd boven mensen die stil zijn staan. Dat maakt ongelijkwaardigheid vanzelfsprekend, zelfs als die onrechtvaardig of destructief is. Daardoor ontstaan er makkelijk niet-gedragen besluiten waardoor er snel onvrede ontstaat.

In een systeem van “meer weten = bovenaan staan”, zullen mensen minder snel vragen stellen (want dat toont onwetendheid), hun kennis afschermen (om hun positie te behouden) en eerder concurreren dan samenwerken. Dat is dodelijk voor een lerende organisatie of een school waar iedereen mag groeien.

Als je deze logica doortrekt dan sluit dit systeem kinderen helemaal uit. Kinderen weten namelijk per definitie minder dan volwassenen. Daardoor zouden ze nooit recht op zelfbeschikking krijgen en mogen ze nergens over meebeslissen. Daarmee ontneem je kinderen structureel invloed, verantwoordelijkheid en eigenaarschap, precies de dingen die hen helpen volwassen en sociaal bewust te worden.

Kortom: het idee is verleidelijk eenvoudig, maar blijkt in de uitvoering vooral nadelige bijwerkingen te hebben.

Hoe dan wel?

In een gelijkwaardig georganiseerde school draait het niet om wie het meest weet, maar om de kwaliteit van de argumenten. Niet je functie of diploma bepaalt of je invloed hebt, maar je bijdrage aan het gesprek. En dat gesprek voer je met álle betrokkenen: leerlingen, docenten, ouders, schoolleiding.

Dat werkt niet alleen eerlijker, het werkt ook béter. Want samen weet je altijd meer dan alleen. Als je met elkaar onderzoekt, luistert, aanvult en tegenspreekt, kom je tot besluiten die breder gedragen zijn én meer doordacht.

School is nu nog vaak een plek waar ‘degenen die het meest weten bovenaan staan’. Docenten boven leerlingen. Hoogopgeleiden boven ‘praktische’ denkers. Maar juist door die hiërarchie ontnemen we kinderen iets fundamenteels: de kans om zichzelf te leren kennen als volwaardig mens tussen andere mensen.

Willen we kinderen voorbereiden op een democratische samenleving, dan moeten we hen hiermee ook in school laten oefenen. Gelijkwaardigheid is geen luxe, het is de bodem waarop sociale ontwikkeling kan wortelen. En precies dat is waar school over zou moeten gaan.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *