Onderwijsvernieuwing

De ene ‘vernieuwing’ in het onderwijs is nog niet geëvalueerd, of de volgende wordt alweer geïmplementeerd. Het kost veel geld, en de resultaten gaan al jaren naar beneden. Hoe komt dat toch?

Het antwoord is heel simpel. De onderwijsvernieuwingen bevinden zich altijd binnen de setting van het bestaande schoolsysteem, terwijl het schoolsysteem zelf (het curriculum) het probleem is. Oftewel: het kernprobleem wordt niet opgelost. De uitvoering van echte onderwijsvernieuwing is dus niet zo eenvoudig. Je zal de basis van het huidige reguliere onderwijssysteem moeten aanpassen.

In het reguliere onderwijs is er een curriculum, uitgewerkt in leerlijnen. Dat is een collectief doel. Om kinderen een collectief doel te laten leren, zul je ze je dat moeten opleggen. Er is een docent nodig die boven de klas staat. Hij beslist wat leerlingen moeten leren, wanneer, hoe en met wie. Hiermee is een reguliere school hiërarchisch georganiseerd.

Van rechtsboven naar linksonder

We kunnen een assenstelsel definiëren met op de horizontale as de vrijheid in te kiezen leerdoelen en op de verticale as de wijze van organiseren. Het reguliere onderwijs bevindt zich dan ook in de rechterbovenhoek van het onderstaand assenstelsel. Het curriculum is de gele balk aan de rechterkant. Het maakt de onderwijsinspectie niet uit of je de collectieve curriculum doelen hiërarchisch of gelijkwaardig doceert. Leren is leren.

Helemaal linksonder zijn ook scholen. Dit zijn de democratische / sociocratische ‘B3″-scholen. Zij hebben de bekostiging moeten opgeven om zich gelijkwaardig te organiseren met ruimte voor (enkel) persoonlijke doelen.

Veel docenten willen die hiërarchische structuur niet, omdat ze zien dat kinderen te veel van elkaar verschillen voor een collectief doel. Zij willen liever meer ruimte voor persoonlijke doelen en dus minder top-down georganiseerd. Veel onderwijsvernieuwingen willen dat ook en dus verschuiven zij hun schoolsysteem naar meer linksonder. Maar dan ontstaat er een probleem…. Als je meer ruimte voor persoonlijke doelen geeft, geef je automatisch minder aandacht aan het collectieve curriculum. De prestaties (gemeten naar het curriculum) gaan naar beneden, waardoor de school door de inspectie wordt terechtgewezen. De vernieuwing zal worden teruggedraaid. En het ergste is misschien nog wel dat de mensen die roepen dat je ‘ouderwets moet drillen’ hun standpunt bevestigd zien.

Geen gezeur meer

Als je je school meer gelijkwaardig wilt organiseren (dus meer naar beneden) om meer ruimte voor persoonlijke doelen te geven (dus meer naar links) dan ga je onontkoombaar onrust krijgen. Er gaan namelijk, vanwege de gelijkwaardigheid, discussies ontstaan over waarom dat persoonlijke doel wel mag, en dit persoonlijke doel niet. Over waarom ik dit moet leren, en waarom dan wel? Waarom mag ik hier wel over beslissen en daarover niet? Echt bevredigende antwoorden zijn er namelijk niet, en dan krijg je ‘gezeur’. De enige oplossing tegen deze onrust is om nog meer gelijkwaardigheid in te voeren, en nog meer ruimte voor persoonlijke doelen. En het ‘gezeur’ houdt pas echt op als je volledig gelijkwaardig georganiseerd bent, en volledig ruimte voor persoonlijke doelen.

Kortom: er zijn maar twee schoolsystemen. Gedwongen ongelijkwaardig (met alle zijdelingse schade door dwang en jezelf wegcijferen) en persoonlijke doelen gelijkwaardig (waarbij er geen enkele controle is wat er geleerd wordt). Elke tussenvorm is een school die uit twee scholen bestaat: het schooldeel waarin je gedwongen moet leren en het schooldeel waarin je vrij bent (tot daar waar de vrijheid van een ander begint).

Er bestaan in Nederland een handvol gelijkwaardig georganiseerde scholen. Deze scholen voldoen aan de leerplicht, de leerlingen die van deze school af komen komen op dezelfde plekken terecht als leerlingen van een reguliere school. Het grote verschil is dat deze leerlingen zonder uitzondering een heel fijne schooltijd hebben gehad, en hun leven meer naar eigen inzicht hebben ingericht.