Er zijn twee soorten onderwijs

Gepubliceerd door admin op

‘Twee maar? Ik kan er zo tien opnoemen!’ zult u waarschijnlijk denken. Toch is het zo: er zijn slechts twee soorten werkbaar onderwijs. De tien die u kan opnoemen zullen zich waarschijnlijk allen van de eerste soort onderwijs zijn. Maar er is nog een tweede soort.

Het is goed als docenten zich realiseren dat zij heel veel kennis hebben van het onderwijs van de eerste soort. De voorstellen tot verbetering die zijn doen, zijn dan ook alleen geldig binnen het onderwijs van de eerste soort. Onderwijs van de tweede soort is hen onbekend, of, als ze er wel van gehoord hebben, vaak onbemind, onbegrepen. Want de eerste en de tweede soort onderwijs zijn niet te combineren. Het is het een, of het ander. In dit blog ga ik dit nader onderzoeken.

rechtsboven

We kunnen een assenstelsel maken met de volgende twee eigenschappen: inrichting van doelen en inrichting van organisatie. Horizontaal loopt de as van 100% individuele doelen (links) tot 100% collectieve doelen aan de rechterkant. Verticaal zetten we de inrichting van de organisatie: van 100% gelijkwaardig (onder) naar 100% hiërarchisch (boven). Het reguliere onderwijs heeft een verplicht curriculum en is zuiver hiërarchisch georganiseerd. Ze bevindt zich dus rechts-boven in het assenstelsel. Zijn er ook andere werkbare vormen van onderwijs? We gaan kijken hoe de andere hoeken van het assenstelsel er uit zien.

rechtsonder

Laten we beginnen met het vasthouden van het curriculum: collectieve doelen. Nu gaan we deze school gelijkwaardig organiseren (sociocratie). Collectieve (opgelegde) doelen zijn in strijd met de gelijkwaardigheid. Kijk maar wat er gebeurt!

‘Waarom moet ik om half 10 met jou rekenwerkjes maken? Welk argument heb je daarvoor’?
‘Nou, ik ben volwassen, ik weet wat goed voor je is. Rekenen is belangrijk voor je latere leven!’
‘Dan ga ik dat later wel leren, als ik er achter kom dat het inderdaad belangrijk is. Nu ga ik leren lassen, want ik wil die scootermotor op mijn skelter zetten’.
‘Ja, maar ho, rekenen is belangrijk!’
‘Dat vindt jij, maar ik niet. Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn ontwikkeling. Ik kom er vanzelf wel achter wanneer ik extra kennis of vaardigheden nodig heb. En die zal ik op dat moment leren, want dat is wat mij op dat moment verder helpt. En er is wetenschappelijk bewijs dat als je iets wil leren, dat dat ongeveer 20x sneller gaat dan als je iets niet intrinsiek wil leren. Ik wil nu niet rekenen, dus is dat op dit moment pure tijdverspilling. Ook van uw tijd trouwens’. En hij doet zijn laskap op. ‘Niet in de vlamboog kijken!’
‘Maar rekenen is verplicht! Je moet!’
‘Alleen als er geen overwegende bezwaren meer zijn.”
‘…zucht…’

Deze schoolsoort gaat niet werken. Een opgelegd curriculum, een leerlijn, kan alleen geleerd worden met dwang, dus met ongelijkwaardigheid. Om een verplicht curriculum te gaan leren, is een hiërarchische organisatie nodig. Rechtsonder bevindt zich geen levensvatbaar onderwijs.

linksboven

Zou het kunnen werken als we leerlingen ruimte geven voor enkel persoonlijke doelen in een hiërarchisch georganiseerde school? Het lijkt me een vreemde combinatie, maar we zullen zien!

‘Goedemorgen leerlingen, ik ben vandaag jullie docent. Jullie mogen nu werken aan jullie persoonlijke doelen!’
‘Maar mijnheer, dat deden wel al!’
‘Prima, ga er maar lekker mee door!’
‘Mijnheer, ik heb een scooter die stuk is, ik wil de motor repareren.’
‘Dat kan niet hier, ik heb hier alleen leerboeken, methodes, kleurpotloden en een digibord. Geen gereedschap.
‘Ja, maar ik wil die scooter repareren.’
‘Dat kan en mag niet.’
‘Maar ik heb dit doel gekozen, dat mag ik wel!’
‘Ik zal het met de directeur overleggen, maar nu niet, er zijn andere kinderen die me nodig hebben. Kies maar een ander persoonlijk doel’.
En een paar dagen later: ‘Ik heb met het bestuur overlegd, we gaan geen werkplaats voor jou alleen maken.’
‘Maar mijnheer!’ roept een andere leerling, ‘ik wil ook aan die scooter werken, dat lijkt me heel gaaf!’ ‘En ik!’ ‘Ik ook!’
‘Maar jullie had al een ander persoonlijk doel gekozen, maak dat eerst maar af!’

Dit gaat niet werken. De docent staat boven de klas en beslist voor de leerlingen. Zijn besluiten worden geregeld niet ‘gedragen’: leerlingen zijn het er niet mee eens. Het gevolg is dat zij een gedeelte van hun persoonlijke doelen niet kunnen uitvoeren, zonder dat ze het er mee eens zijn. Dat is een goede voedingsbodem voor veel frustratie. En ‘gezeur’. En natuurlijk gaat dat ten koste van intrinsiek leren.

in het midden

Misschien is het niet logisch om alleen de extremen, de hoeken van het assenstelsel te bekijken. Laten we daarom het midden eens onderzoeken. Ruimte voor persoonlijke doelen, maar ook verplichte lesstof. Leerlingen hebben veel inspraak, maar uiteindelijk beslist de docent.

‘Jongens en meisjes, we gaan nu rekenen!’
‘Nee, ik ben nog niet klaar met lassen’.
“Ga straks maar verder, rekenen is verplicht.’
‘Waarom is dat verplicht? Wie heeft dat verzonnen? Ik ga verder lassen; ik kan bijna proefdraaien en kan niet wachten of de motor mijn karretje kan laten rijden! Ik heb trouwens al gerekend. Aan de tandwiel-overbrenging. Doei! ‘
‘Jij krijgt een onvoldoende!”
‘En als die tandwieloverbrenging werkt? Dan heb ik toch goed gerekend? Dat is zeker een voldoende waard.’
‘… zucht…’

Nee, dat midden werkt ook niet. De argumenten om iets te verplichten zijn altijd arbitrair en zullen altijd voor discussies zorgen, voor besluiten die niet gedragen worden. Gezeur dus.

linksonder dan maar?

In een gelijkwaardig georganiseerde school met enkel ruimte voor persoonlijke doelen heeft elke leerling de vrijheid om te leren wat die wil leren. Maar die vrijheid stopt waar de vrijheid van een ander begint. Waar is dat punt? Daarover maak je, gelijkwaardig, afspraken.

‘Mijn skelter is klaar! De motor zit er op en drijft de wielen aan. Ik ga proefrijden!’
‘Cool! Zeg, waar wil je eigenlijk proefrijden?’
‘Hier op het speelplein.’
‘Ja, ik snap dat je dat wilt. Maar er lopen hier veel kinderen van 4 en 5 jaar rond, ik zou niet graag zien dat er eentje onder jouw kar terecht komt’.
‘Ehm, dan moeten die maar even naar binnen dan!’
‘Ga het ze maar vragen, maar ik denk dat ze dat niet willen. Het is zulk lekker weer!’
‘Dan ga ik op straat rijden.’
‘Op straat? Ik ben bang dat dat verboden is. Jouw karretje is niet verzekerd en heeft geen kenteken.’
‘Moet dat dan?’
(Er ontstaat spontaan een les over verkeersregels, RDW, verzekeringsplaatjes, typekeuring, tenaamstelling, toelatingskeuring etc. met een leerling die voor dit onderwerp op dit moment zeer gemotiveerd is! )
‘Ik denk dat je een motie in de schoolkring moet indienen over jouw verzoek tot proefrijden. Want dat gaat iedereen op school aan.’
‘Kun je me daar bij helpen? Ik heb nog nooit een motie ingediend…’
‘Die mevrouw kan jou helpen!’ en er volgt spontaan een les over gedragen besluiten nemen.

Niemand heeft een idee wat, wanneer, hoe en met wie leerlingen gaan leren, er is geen norm of toets waar leerlingen aan moeten voldoen. Maar ze leren snel en veel, omdat ze bezig zijn met wat ze interesseert. Ze zijn intrinsiek gemotiveerd. Datgene wat ze leren, heeft context. Ze brengen het geleerde in de praktijk, waardoor ze er een gevoel bij krijgen. Waardoor het echt beklijft. Naarmate deze kinderen ouder worden, gaan ze vanzelf nadenken over wat ze in de maatschappij willen gaan doen, hoe ze daar willen komen, wat ze daarvoor nodig hebben (diploma’s of staatsexamens, toelatingstest, port-folio, vaardigheden etc). Wat ze vooral leren is zelfvertrouwen, verantwoordelijkheid nemen, problemen oplossen, hulp vragen, gedragen besluiten nemen etc. etc. Met of zonder diploma; deze leerlingen komen waar ze willen zijn.

De twee schoolsystemen

In het assenstelsel zijn we twee combinaties tegengekomen die werken: collectieve doelen opleggen, of persoonlijke doelen gelijkwaardig faciliteren. Dat zijn de enige twee schoolsystemen die bestaansrecht hebben. Elk ander systeem is een combinatie van opleggen met dwang en ruimte voor persoonlijke doelen vanuit gelijkwaardigheid. Dat geeft altijd ‘gezeur’.

Dwang staat leren in de weg. Als je iets moet dat je niet wilt, dan ga je in protest. Je zet je hakken in het zand. Je doet je oren dicht. Of je doet het met tegenzin. Dwang hoort niet bij leren. Je kan leerlingen ook niet dwingen om te leren. Je kan ze alleen verleiden om dingen te gaan doen, zoals werkjes maken, instructies volgen, rijtje uit het hoofd leren (‘reproduceren’). Met belonen. En straffen. Maar of een leerling iets leert is niet aan de docent, of aan de stof. De leerling heeft altijd de keuze om het geleerde te aanvaarden of te vergeten. ‘Je kan een paard naar de drinkbak leiden, maar drinken zal ze zelf moeten doen’. Maar de kans is groot dat een leerling heel iets anders ‘leert’ als hij iets moet doen wat hij niet wil: ‘school is stom’, ‘ik moet mezelf wegcijferen’, ‘ik ben niet goed genoeg’….

Nu zul je zeggen dat goede docenten de stof zo boeiend kunnen maken dat kinderen wel geïnteresseerd raken, dat ze dan wel leren. Als je de docent maar centraal zet, als je de docent maar ruimte geeft. Dat klopt natuurlijk, een goede docent kan stof zo aanbieden dat leerlingen het snel en goed oppikken. Maar die vaardigheid staat los van een schoolsysteem dat op dwang gebaseerd is. Een goede docent kan ook goed doceren in een gelijkwaardig georganiseerde persoonlijke-doelen-school. Ik denk zelfs beter nog, want de les vindt pas plaats als er leerlingen om vragen. En leerlingen die er om vragen, die zijn intrinsiek gemotiveerd. Hoe anders is dat in het reguliere onderwijs. Die zijn alleen gemotiveerd als het voor een cijfer is…

Dus eigenlijk is er maar 1 schoolsysteem dat bestaansrecht heeft: een schoolsysteem zonder dwang. Faciliteer leerlingen met hun eigen, zelfgekozen, persoonlijke leerweg. Help leerlingen reflecteren, conflicten oplossen, gedragen besluiten nemen, verantwoordelijkheid nemen etc. Wees een rolmodel als docent: gedraag je zoals je wilt dat leerlingen zich ook gedragen. Een blik in een reguliere lerarenkamer (of erger: de leerlingbesprekingen of studiedagen) zijn veelal een beschamend voorbeeld voor opgroeiende kinderen…

Einstein zei ooit treffend ‘je kan een probleem niet oplossen binnen het paradigma waarin het ontstond’. De onderwijsproblemen die we in het eerste systeem hebben, zijn niet op te lossen door te blijven geloven in opgelegde collectieve doelen. Dus bekijk het reguliere onderwijs eens vanuit het perspectief van het tweede onderwijssysteem. Als je eenmaal hebt gezien dat het opleggen van leerdoelen het leren zelf in de weg zit, dan zal je niet nooit meer kunnen niet-zien.

Categorieën: Onderwijs

2 reacties

Willy Detiger · mei 3, 2024 op 8:02 pm

zo ontzettend waar. goed geschreven.

Karin · juli 6, 2024 op 8:28 am

Geweldig om je blogs te lezen.. Zo als jij het omschrijft zo willen onze kinderen zelfs graag naar school… was er maar 1 in de buurt. Ik zie dat u in Schijndel woont, bestaat zn school hier in de buurt?

Groetjes Karin

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *