Hoe vind je het kernprobleem?
Op LinkedIn kreeg ik het verwijt dat kinderen helemaal niet in staat zijn om zelf de regie over hun eigen leerweg te voeren. Hieronder staat het precieze bericht. De schrijver (m/v) noemt een aantal ‘ongewenste effecten’ als feit in diens reactie. Hebben deze feiten een gezamenlijk kernprobleem? En zijn de feiten geldig onder alle omstandigheden? Ik zal dat in deze blog onderzoeken.
Ik heb gezien dat slechts een beperkt percentage van de leerlingen in staat is zichzelf aan het werk te zetten, op vwo beter dan op vmbo. Het is geen mening, maar een constatering. Het gros van de leerlingen, zoals ikzelf destijds, probeert werk te vermijden. Kijk bijvoorbeeld naar verplichte literatuur, er wordt gehandeld in samenvattingen, en niet één boek gelezen. Geef ze de vrije hand in het invullen van hun rooster en je moet er als docent elke week achteraan. Duidelijke instructie werkt veel beter. Een leerling weet niet wat hij niet weet, en kan zichzelf, op een enkeling na, niet aansturen. Ik werk met strakke planners, maar ik weet dat wanneer ik stof in de les niet heb behandeld, deze stof niet wordt geleerd.
Docent op LinkedIn
Dit zijn de ‘ongewenste effecten’ uit het bericht:
- Leerlingen zijn beperkt in staat zichzelf aan het werk te zetten.
- Het gros van de leerlingen probeert werk te vermijden.
- Duidelijke instructie werkt veel beter (ik vertaal deze even naar EDI / expliciete directe instructie, want die werkt nog beter)
- Stof die ik in de les niet heb behandeld wordt niet geleerd
Laten we beginnen met punt 2, ‘leerlingen proberen werk te vermijden‘. Kinderen willen leren. Maar het leren zoals dat in het reguliere onderwijs gebeurt is niet leren zoals kinderen dat evolutionair deden: spelen. Dit leren is meer ‘werken’. Dan krijg je “op school is leren ‘werken’ geworden“, en omdat andere dingen leuker zijn dan werken proberen kinderen werk te vermijden. Dat klinkt logisch. Ik heb deze injecties getekend in blok 1.
Is leren op school ‘werken’? Ja, want als je “kinderen dwingt een curriculum te leren“, en “kinderen veel moeten leren“, dan “wordt leren ‘werken’.” Maar waarom dwing je kinderen een curriculum te leren? Dat volgt uit dat “kinderen moeten een curriculum te leren” en / maar “kinderen hebben daar lang niet altijd zin in“. Zie onderkant afbeelding. Daarmee hebben we een relatie gelegd tussen een opgelegd curriculum en “kinderen proberen werk te vermijden”.
Werkt directe instructie beter?
Zo kunnen we ook een relatie leggen tussen dat opgelegde curriculum en “directe instructie werkt veel beter”. Want uit “je moet kinderen dwingen een curriculum te leren” en “andere dingen zijn leuker dan werken” volgt dat “er is meer leeropbrengst dan als je niet zou dwingen“. Maar om nu te stellen dat dus directe instructie beter is, dan ga je van een specifieke situatie (dwingen in de setting van curriculum onderwijs) naar een algemene situatie (directe instructie is beter). Deze laatste is enkel waar in de gedwongen setting. Daarom heb ik de injectie nodig dat de schrijver de waarneming gedaan heeft in de setting van een gedwongen setting, en dat het ‘ongewenste effect’ enkel geldig is binnen deze setting van gedwongen onderwijs. Ik heb het weergegeven in blok 2.
In blok 3 gebeurt hetzelfde als in blok 2: de waarneming “leerlingen zijn beperkt in staat zichzelf aan het werk te zetten” is gedaan binnen de setting van opgelegd curriculum onderwijs. Daarom is dezelfde injectie nodig als in blok 2. En ja, als je probeert werk te vermijden, dan zijn leerlingen niet gemotiveerd voor dat werk…
Ook het laatste punt is eenvoudig te linken aan het eerste deel van de deductie. Zie afbeelding, rechtsboven. Deze deductie lees je van onder naar boven. Het kernprobleem staat per definitie onderaan. Goh, is het kernprobleem een opgelegd curriculum….?
Het opgelegde curriculum veroorzaakt deze ongewenste effecten
Wat uit deze deductie ook volgt, is dat uitspraak 1 en 3 enkel geldig zijn binnen de setting van verplicht curriculum onderwijs. Ze zijn niet algemeen geldig, ze zijn enkel geldig binnen de setting van dwang en ongelijkwaardigheid. Ik kan me voorstellen dat docenten dat lastig te begrijpen vinden. Omdat voor hen een opgelegd curriculum een groot goed is, een nuttig instrument, onmisbaar voor een goede basis, lijkt de setting van dwang en ongelijkwaardigheid de normaalste zaak van de wereld. Zo hoort het.
Toch zijn er ook scholen die hun onderwijs gelijkwaardig en vrij (voor persoonlijke doelen ipv collectieve doelen) organiseren. Zij hebben geen setting van dwang en ongelijkwaardigheid. Zij hebben daarom ook geen last van de ‘ongewenste effecten’ uit deze blog.
Het wordt dus echt hoog tijd om de noodzaak en het nut van dat curriculum serieus te onderzoeken. Scholen die geen curriculum hebben, hebben namelijk geen last van deze ‘ongewenste effecten’. Toch ontwikkelen leerlingen zich daar tot zelfredzame, zelfbewuste wereldburgers die klaar zijn voor hun toekomst. En dat is toch wat elke docent wil bereiken?
0 reacties